Relativeren is soms best lastig, zeker voor kinderen. Dit kunnen we wel met kinderen oefenen!
5 tips om een kind te helpen relativeren:
- Erken het gevoel en wuif dit niet weg. Niet: “Ben je mal, niemand zal om je lachen” maar wel: “Je bent bang om uitgelachen te worden, dat is vervelend”. Als volwassenen zijn we vaak geneigd om met onze ‘volwassenbril’ naar de problemen van kinderen te kijken en te denken “Ach, dat valt toch wel mee”. Voor je kind is het echter wel een groot probleem. Op het moment dat de gevoelens van het kind gezien worden, is er ook meer ruimte om daar iets mee te doen.
- Terugkijken op eerdere situaties. Laat je kind terugkijken naar eerdere situaties die goed zijn afgelopen. Wat hielp er toen. Hoe kwam dit?
- Helpende gedachten. Bespreek helpende en positieve gedachten. Geef voorbeelden: hier kan ik wel mee omgaan, er zijn ergere dingen.
- Bespreek het probleem. Wat is het ergste. Probeer hier samen oplossingen voor te bedenken.
- Omdenken. Help uw kind het positieve van de situatie te zien. Gebruik hierbij ook humor. Als een glas omvalt: nou gelukkig had ik toch geen dorst meer, de vloer moest toch al gedweild worden.